Analyse
Rapporten
CVR Transcript
Multimedia
Overige documenten
Downloads
Forum
Links
 

'Een licht randje om een zwarte dag' 

Na dertig jaar staat er een monument op Tenerife voor de 583 slachtoffers van de vliegramp in 1977. „De geschiedenis wordt eindelijk recht gedaan.’’
Dagblad 'Trouw' in gesprek met Jan Groenewoud, bestuurslid Stichting Herdenking Tenerife.

Jan Groenewoud doet nog een laatste poging om nabestaanden in de Verenigde Staten te bereiken. Hij heeft ontdekt dat veel nabestaanden van Amerikaanse slachtoffers in Orange County, bij Los Angeles, wonen. Met een persbericht hoopt hij in elk geval nog een paar mensen in te lichten over de internationale herdenkingsbijeenkomst op Tenerife, waar het monument ’De Wenteltrap’ wordt onthuld.

Dertig jaar na de vliegramp op Tenerife heeft Jan Groenewoud (50) volgende week een ’missie volbracht’. Voor de Stichting Nabestaanden Slachtoffers Tenerife, waarvan hij voorzitter is. Maar zeker ook voor zichzelf - als zoon van Gerrit en Rie, broer van Marijke en Tini, zwager van Kees en oom van jonge Kees en Gert-Jan. Zij kwamen op 27 maart 1977 op de luchthaven Los Rodeos om het leven toen een Boeing-747 van de KLM op eenzelfde toestel van PanAm botste.

Met 583 slachtoffers (248 uit Nederland en 335 uit de VS) is ’Tenerife’ de grootste ramp in de geschiedenis van de burgerluchtvaart. Maar tot nu toe was er niets op het eiland dat aan de vliegramp herinnerde. Een objectieve verklaring kan Jan Groenewoud daarvoor niet geven. „Misschien komt het ook wel door de enorme mokerslag. Ook op Tenerife zijn mensen na de ramp niet opgevangen en worstelen ze met onverwerkt leed en verdriet.’’

Zaterdag 26 maart 1977. De familie Groenewoud kijkt ’s avonds thuis in Badhoevedorp gezellig naar een voetbalwedstrijd. De volgende ochtend vertrekken zuivelhandelaar Gerrit, net 60 geworden, zijn vrouw Rie (59) en hun dochter Tini van 16 naar Schiphol voor een vakantie op de Canarische eilanden. Dochter Marijke (33), haar man Kees Bekker (31) en hun zoons Kees junior (5) en Gert-Jan (7) komen uit hun woonplaats Bodegraven naar Schiphol. „Mijn vader had het ’t leukste gevonden als we allemaal waren meegegaan.’’ Maar Jan heeft, hoewel hij nog bij zijn ouders woont, zijn eigen leven en blijft thuis.

Zondagavond hoort hij daar de eerste nieuwsberichten over een botsing van twee vliegtuigen, maar is niet direct ongerust. De zeven familieleden hebben immers Las Palmas als bestemming en niet Tenerife. Een oom en de buurvrouw Jan zeggen dat hij naar de televisie moet kijken. „Op dat moment was het besef er nog niet. Ik wilde eerst de feiten kennen en niet al vóór die tijd verdriet hebben.’’

Met hulp van een nichtje dat Spaans spreekt, belt Jan met het hotel in Las Palmas. Nee, de familie Groenewoud is daar niet aangekomen. „Dan weet je al dat het niet goed is, maar je denkt nog dat er misschien iets anders gebeurd kan zijn. De gekste ideeën spoken door je hoofd. ’Misschien zijn ze wel op de boot naar Las Palmas gestapt’. Dat heeft puur te maken met overlevingsdrang.’’

Om twee uur ’s nachts bevestigt het crisiscentrum van de KLM dat de families Groenewoud en Bekker aan boord van vlucht KL4805 waren en dat er geen overlevenden zijn. „Het was net alsof de bodem onder mijn leven werd weggeslagen. Zoveel dierbaren tegelijk! Compleet verslagen, verdoofd, verlamd, het is echt ongelooflijk wat er dan met je gebeurt.’’

Na anderhalve week zijn alle zeven familieleden geïdentificeerd; na twee weken zijn de begrafenissen in Vijfhuizen en Bodegraven achter de rug. „Daar hield de begeleiding door de KLM op. Er was verder geen hulpverlening. Ik ben daar absoluut niet verbitterd over. Er was toen geen kennis en ervaring.’’

Groenewoud kijkt wel met wrok terug op buitenlandse media die koste wat kost een interview met hem wilden hebben. Filmploegen van Canadese en Amerikaanse televisiestations postten een week lang voor zijn huis. „Ik voelde dat bijna als een geestelijke verkrachting, een ander woord heb ik er niet voor. Een gevoel van: heb ik dan geen rechten meer? Ze bleven maar aandringen. De buurvrouw zei na een week: ’Jan, zèg alsjeblieft wat tegen ze’. Het enige wat ik toen gedaan heb, is een familiefoto laten zien. ’En nou weg’, heb ik gezegd.’’

Vanwege zijn slechte ervaringen is Groenewoud nu extra op zijn hoede voor journalisten. Aandacht voor de herdenking is prima, maar alleen als media de privacy van nabestaanden respecteren. Op de speciale vlucht van Schiphol naar Tenerife mogen nadrukkelijk geen journalisten mee. „Mensen moet in alle rust hun ervaringen kunnen verwerken en delen.’’

Voor Jan Groenewoud duurde het 24 jaar voordat hij professionele hulp zocht bij het verwerken van zijn emoties. Hij had direct na de ramp het advies opgevolgd om de opvang in eigen kring te zoeken en dat leek te werken. Familie ving hem op, met name zijn grootmoeder van vaders kant en Jan en Greet Bentem, een oom en tante. „Iemand van 20 is flexibel en kan heel wat aan. Maar op een gegeven moment stokken de gesprekken. Je wilt mensen er niet langer mee belasten en houd je op de vlakte. Je moet een keer door de pijngrens, maar de verwerking stokt. Het is heel lang goed gegaan, maar op een gegeven moment realiseer je je: ik móet erover praten om het te kunnen verwerken. De ramp was een foto die helemaal was vervaagd. Die foto heb ik weer scherp kunnen maken.’’

De gesprekken met de psycholoog maakten Groenewoud ook duidelijk dat hij meer wilde met het herdenken van de vliegramp. „Er zijn duizenden mensen bij betrokken, in Nederland, de VS en Spanje. Na de watersnood is dit de ramp waarbij het grootste aantal Nederlanders om het leven is gekomen. Het kon toch niet zo zijn dat er na 25 jaar niets gebeurt?’’ Samen met twee vrienden, Martin Noordzij en Victor de Pous, richtte Jan Groenewoud de Stichting Nabestaanden Slachtoffers Tenerife op, die in 2002 een herdenking voor Nederlandse nabestaanden organiseerde. Achthonderd mensen woonden de – besloten – bijeenkomst in Amsterdam bij. „Dat is enorm goed verlopen. De herdenking voorzag in een behoefte en was voor veel mensen een grote steun.’’

De volgende stap was het oprichten van een monument voor de slachtoffers op Tenerife. In 2003 ging Groenewoud voor het eerst sinds de ramp naar het vakantie-eiland „waarvan ik gezegd had dat ik er nooit van mijn leven wilde komen’’. Het bezoek werkte louterend; het taboe was doorbroken. „Ik heb er bewust voor gekozen om op Los Rodeos te landen. ’Hier is het gebeurd’, denk je dan. Dat gaf een gevoel van berusting.’’

De lokale autoriteiten waren graag bereid om mee te werken aan de plaatsing van het monument. Vanuit Nederland zullen enkele honderden nabestaanden de onthulling en herdenking bijwonen. Ook nabestaanden uit de VS en Spaanse hulpverleners komen naar Tenerife. Er zijn ook kinderen en kleinkinderen bij die hun ouders en grootouders nooit hebben gekend, zoals Groenewouds zoon Justin van 17 en dochter Julisca van 16. „Ik vind het heel erg fijn dat ze bij de herdenking zijn.’’ Groenewoud verwacht dat de herdenking „heel waardevolle gesprekken’’ oplevert. „Zo kun je uit al dat verdriet nog iets positiefs halen. Er is een licht randje om de zwarte dag gekomen.’’