Het monument voor de
slachtoffers in Tenerife gaat om een sculptuur die een wenteltrap is en een
wenteltrap die een sculptuur is, en de spiraal als onderwerp heeft: een symbool
van oneindigheid.
De sculptuur wordt niet direct als sculptuur herkend, maar toch is het ook geen
trap, omdat de praktische functie ontbreekt. Er is bijvoorbeeld geen leuning en
de ‘trap’ is niet bedoeld om op en af te lopen. De 24 meter hoge sculptuur is
niet wat het lijkt. Dat wordt versterkt door het 17 meter hoge hek dat er omheen
is geplaatst. Het transparante hek sluit de sculptuur af en beschermt het.
R.W. (Ruud) van de Wint heeft eens gezegd: “Mensen vinden een monument mooi of
lelijk, maar het gaat bij een monument om meer. Vooral de rituele betekenis van
een plek is van groot belang. Monumenten zijn vaak plekken van verlangen, ze
zijn projecties van onmacht, van de gebrokenheid van de menselijke geest en van
het universele drama. Dat gaat boven iedere vorm van esthetiek uit.
Een monument dat een verlangen in zich draagt naar verzoening of acceptatie kan
niet sober genoeg zijn, omdat het werkelijke drama niet is uit te drukken in de
kunst. De kunst kan alleen die subtiele verwijzing zijn.
Even lijkt de sculptuur een oneindige beweging naar boven te maken, maar de
spiraalbeweging van treden is plotseling opgehouden. Het kan worden gezien als
een open einde, maar ook als een oneindige beweging. Het lijkt een onvoltooide
vorm, plotseling gestopt, zoals de levens van de slachtoffers. Maar de trap
maakt, zo hoog op de berg, ook een miniem contact met de lucht daarboven, met de
oneindige sterrenhemel, die als het ware even wordt aangeraakt.
R.W. van de Wint: algemene inleiding
R.W. (Ruud) van de Wint is geboren in 1942 en heeft van 1961 tot 1966 een
opleiding gevolgd aan de Rijksacademie in Amsterdam. Hij is begonnen als
schilder en neemt als zodanig deel aan de Documenta van 1977, maar ontwikkelt
zich ook tot beeldhouwer en bouwer. In 1980 begon Van de Wint met een
schilderkunstig experiment in een oud binnenduingebied bij Den Helder: De
Nollen. Dat groeide uit tot een ‘totaalkunstwerk’ van schilderingen, sculpturen
en bouwsels. Hij heeft er verschillende disciplines bijeen gebracht, wat ertoe
heeft geleid dat hij afwisselend wordt gezien als schilder, beeldhouwer,
architect of bouwer, performer, filmer, tekenaar, tuinman of natuurbeheerder.
Het maakt hem en zijn werk ongrijpbaar. Het gaat telkens om samenhang en
confrontatie. Dat leidt tot paradoxale ervaringen, waarbij het toelaten van de
paradox juist weer een onderdeel vormt van het werk. De momenten waarop hij
tegengestelde opvattingen heeft afgetast, typeren hem het beste. Zo maakte hij
in de jaren zeventig performancefoto’s van zichzelf als Jochum en Rudi, de
schilders en stelde daarmee onder meer de vraag wat de schilderkunst nog kan
betekenen. Tegelijkertijd maakte hij grote abstracte schilderijen die hij “de
zeegezichten” noemde. Met enige ironie liet hij de gevoelsmatige schilder Jochum
en de rationele schilder Rudi elkaar voortdurend tegenspreken. Ook al zijn hun
opvattingen op zich ‘waar’. Van de Wint heeft er geen waarde aan gehecht één
standpunt in te nemen, omdat niets eenduidig is en de ene waarheid niet
verenigbaar hoeft te zijn met de andere. Het principe van de paradox, ofwel
schijnbare tegenstelling loopt als een rode draad door zijn werk. Eén keuze, één
specialisme was hem niet genoeg. Wanneer hij een beeld construeerde, verlangde
hij naar het aarzelende tasten van het schilderen, wanneer hij schilderde, keek
hij uit naar het moment dat hij op De Nollen met zijn kraan het duinzand kon
graven. De verschillende disciplines bracht hij als een vanzelfsprekende eenheid
samen. Het landschap gaat over in sculptuur, sculptuur in schildering,
schildering in zonlicht en zonlicht keert weer terug naar het landschap.
Het werk is gecompliceerd en eenvoudig tegelijkertijd, het bezit een grote
vitaliteit en je wordt er zowel visueel als fysiek volledig door in beslag
genomen. In een wereld die steeds sneller verandert, wilde Van de Wint een
wereld oproepen van elementaire beelden die al eeuwenlang dezelfde zijn: het
licht, de overgang van licht naar donker, de visuele en fysieke ervaring van
kleur. Het is geen kwestie van sentiment, maar het gaat om de vraag welke
waarden hun betekenis behouden. Op 30 mei 2006 is Ruud van de Wint plotseling
aan een hartaanval overleden in zijn geliefde duingebied De Nollen. Van de Wint
‘leefde’ zijn werk. De gevleugelde en inspirerende woorden die hij zo nu en dan
uitsprak – “het is een mysterie dat we bestaan, het is wonderlijker dat we er
wel zijn, dan dat we er niet zouden zijn” – typeerde zijn manier van leven. Van
de Wint leefde intens en met grote dankbaarheid voor het leven. Het leven, elke
vorm van leven, was voor hem nooit vanzelfsprekend, maar altijd bijzonder. Voor
de uitvoering van zijn projecten zette Van de Wint zijn eigen ervaren team van
lassers in, uit zijn bedrijf R.W. van de Wint B.V. Niet alleen kunstprojecten
voor De Nollen, ook opdrachten zoals stalen bruggen voor het Duinpark in Den
Helder en de monumentale sculpturen voor Hoogeveen worden door de B.V.
uitgevoerd. Het bedrijf wordt voortgezet door zijn zoons volgens de ideeën van
Van de Wint. De Nollen zal worden voortgezet door de Stichting De Nollen die Van
de Wint in 1981 heeft opgericht. Er zal verder worden gewerkt aan projecten en
sculpturen aan de hand van zijn ontwerptekeningen.
Van de Wint is onder meer bekend door zijn schilderingen in de Tweede Kamer en
de plafondschilderingen in het stadhuis van Groningen en Paleis Noordeinde,
gemaakt op verzoek van Koningin Beatrix. Daarnaast staan er verspreid door
Nederland ongeveer dertig monumentale sculpturen zoals De Tong bij Lelystad en
vijf sculpturen in Vijfhuizen (Haarlemmermeer). In 1980 trok hij zich terug op
De Nollen. Zijn laatste grote tentoonstelling vond plaats in 1979 in Groningen
en Bazel. Na ruim twintig jaar had hij weer een tentoonstelling in een museum.
In 2002 toonde hij zeven monumentale sculpturen in het Kröller-Müller Museum in
Otterlo: R.W. van de Wint. Clair-obscur. Zeven beelden. Twee beelden zijn
aangekocht en hebben een permanente plek gekregen in de tuin van het
Kröller-Müller Museum. Door de manier van werken die hij verkoos met De Nollen,
was de museumzaal voor hem geen vanzelfsprekend kader meer. Maar de
vervreemdende museale context, de tijdspanne waarin een tentoonstelling gereed
moet zijn en de korte periode van presentatie boden een afwisselend tegenwicht.
Juist vanwege de ontwikkeling in betrekkelijke stilte, waarbij experiment en
proces de uitgangspunten zijn, werd het tegendeel opnieuw interessant. Drie
sculpturen zijn nu herplaatst op De Nollen. Een wandeling door het gelijknamige
duingebied leidt langs met koperdraad omwikkelde sculpturen en monumentale
bouwsels. Via nauwe doorgangen worden deze bouwsels betreden. Aan de
binnenzijden zijn schilderingen aangebracht. De wandeling leidt vervolgens naar
rieten koepels die worden betreden via een ondergrondse gang. Met het landschap
als sculpturale drager van de kunstwerken zijn experimenten met ruimte, licht,
kleur, maat en schaal het uitgangspunt geweest.
|